Toen ik een half jaar in militaire dienst was en 3 weken op oefening in Heidelberg (in de General Patton Barracks bij de Amerikanen), met veel wateroefeningen in de Neckar rivier, proefde ik dat er meer in de wereld was en bedacht ik me dat ik niet, straks na mijn diensttijd, op het fietsje (met gereedschapskist achterop) elke dag naar de bouw wilde gaan, terwijl ik juist zo hard had gestudeerd voor mijn 4 diploma's. Ik wilde naar Australië, want Canada was mij veel te koud.
Na het bouwen van de betonnen schuur nam ik afscheid van mijn familie en vrienden om met een 3 dagen durende vlucht, in een KLM Constellation met 4 motoren, naar Melbourne te gaan. Naast mij zat een aardige 40-jarige man. Hoewel praten lastig was, door het lawaai van de motoren, vertelde hij me dat hij al jaren bij I.C.I. werkte, een chemiebedrijf ongeveer 30 km buiten Melbourne. Hij gaf me zijn telefoonnummer en zei: “Kom maar langs”. Dat deed ik al na 14 dagen, want ik kende nog bijna niemand. Via 1 van de rode telefooncellen op de hoek van de straat belde ik hem.
Hij liet me alles zien, ook een oude boerderij. Onder een laag stof zag ik een motorfiets, gehavend, geen accu, spatborden, kabels en met lekke banden, maar de motor liep mooi, zoals later bleek. Het was een Triumph 500 Speed Twin uit 1953 en was gebruikt als cowboy motor om duizenden schapen te drijven op de immense paddocks. Ik zei: “Die wil ik”, waarop hij zei: “Regel ik”. Geweldig! Na 14 dagen rommelen was de motor rijklaar en ging ik, zonder rijbewijs, naar de city Exhibition buildings. Dat mocht toen allemaal. Ik meldde me daar bij de politieman en hij zei: “Rij maar even een rondje zo en zo”. Ik verwachtte dat hij achter me aan kwam, maar niks. Ik reed weer terug en hij keek me aan, tekende een paar papieren en toen had ik ineens een rijbewijs en een nieuwe registratie van mijn motor.
Triumph 500 Speed Twin uit 1953. Mijne was blauw metallic.
Ik was er heel gelukkig mee, want ik had weinig geld en pas net een baan. Alles was 20 km ver en er was nog geen openbaar vervoer. Mijn werk was zwaar en ik sprak nog slecht Engels en moest wennen aan de maatvoering (inches). Op de bouw moest ik hardhouten woning frames in elkaar spijkeren, waar later aan de binnenkant gipsplaten op gezet werden. De gipsplaten werden ter plekke door stukadoors gemaakt met gips en glasvezel op enorme ijzeren vlakke mallen. Aan de buitenkant 11 cm baksteen of “potdeksel” planken. Veel jonge mensen gingen een kavel afbetalen en dan kon je naar de bank voor de rest om je huis te bouwen, zonder probleem en met lage rente. In die jaren waren koopwoningen en hypotheken nieuw in Nederland. De woning werd vaak zonder meubilair bewoond als de centjes al op waren.